Slapen doe je in een van de pousada’s die het dorp rijk is, om de volgende ochtend vroeg op te staan en met een gids de wildernis in te trekken, op naar de Chapada Diamantina. Diamantzoekers hebben het gebied in de 19e eeuw al met een stofkam uitgeput, dus verwacht niet rijk te worden tijdens deze trekking. Reken wel op een fantastische voettocht, waarbij je door de groene heuvels van de Capão Vallei loopt, langs de voet van grote tafelbergen. Liever op bergschoenen dan op slippers, want tijdens de tocht stijg je tot wel 1,5 km hoogte. Vanaf dit punt tuur je in de diepte, waar een machtige waterval met een hoop geweld zijn water neerstort. Langs deze zelfde waterval daal je weer af, met als frisse beloning een duik in het heldere water.
Ook de volgende dag krijg je een flinke workout in het ruige oerlandschap. Klauterend over de rotsen kom je op een punt waar je niet meer verder kunt omdat een rivier je pad kruist. Schoenen uit, pijpen oprollen en dwars door het water naar de overkant, dus. Gelukkig weet je gids wat hij doet en heeft hij een verdwaalde slang al gezien voor jij er erg in hebt. Hij kent de mooiste uitzichten van de streek en weet een waterval te vinden die niet recht naar beneden valt, maar over een hoek van zo’n 45°. Lijkt niet veel, maar als je eenmaal bovenaan staat om van deze glijbaan af te roetsjen, knijp je ‘m toch echt even.