De kust en Galle
De kust is natuurlijk een breed begrip op een eiland. Wij gingen naar het zuiden, naar de regio rondom Galle. Tien jaar geleden werd dit gebied op Tweede Kerstdag door een tsunami getroffen. Op sommige plekken zie je dat nog steeds, omdat oude gebouwen niet overal zijn afgebroken. Volgens onze chauffeur pakten de meeste mensen al snel na de ramp weer hun leven op. Er kwamen nieuwe huizen en winkeltjes en als toerist merk je er dus nog nauwelijks iets van.
Het is een levende boel in kuststadjes zoals Galle, Tangalle en Mirissa. De bevolking is gewend aan toeristen en hier kun je in principe gewoon korte broeken en mouwloze shirtjes dragen. Overal staan kraampjes met verse vis, trossen bananen, mango’s en kokosnoten. De zee is ruig en de stroming sterk, dus zwemmen is vrij lastig, maar de stranden zijn adembenemend.
In deze regio vind je geen thee, maar rijstvelden. En overal zie je palmbomen vol met kokosnoten. Hier wonen dan ook veel kokosboeren. Hun productie gaat de hele wereld over, vooral in de vorm van kokosmelk. De blikjes die in je in Nederland aantreft, komen meestal dan ook uit Sri Lanka.
Galle, een voormalig Nederlands fort, is misschien wel de meest toeristische plek in Sri Lanka. Toch is het de moeite waard. Je vindt hier veel Nederlandse geschiedenis, maar ook de Portugezen en natuurlijk de Britten hebben zich hier in het verleden gevestigd. Die multiculturele bezetting zie je terug in de architectuur in Galle.