Of ik een vossenstaart wil kopen, een echte. Of een fotocamera uit de jaren twintig misschien? “Nee? Een boksbeugel dan? Of een speldje van Lenin? Koop anders die ene ernaast, met dat hakenkruis!”
Ik slenter over de markt in Sofia, de hoofdstad van Balkan-land Bulgarije. Sofia telt iets meer dan een miljoen inwoners en is de grootste stad van het land. Na ruim twee uur vliegen vanaf Amsterdam ben ik in een andere wereld geland, want deze markt is in niets te vergelijken met de Albert Cuypmarkt waar ik normaal gesproken op een zondagmorgen overheen loop.
Ik moet wennen aan dit voor mij onbekende land en dit land aan mij, want ze kijken hier nog steeds raar op van Engelssprekende toeristen met camera’s. “No pictures!” Daarmee is dit precies hoe ik me de Balkan heb voorgesteld; bitter koud en een beetje nors. Achter de kraampjes staan oude dames en heren in leren jacks of bontjassen die een sigaar tussen hun lippen klemmen of een wollen muts tot ver over hun oren hebben getrokken. Er komen wolkjes uit hun mond wanneer ze iets onverstaanbaars naar elkaar roepen. Dat is niet zo gek, want het is net iets boven de 0 graden.
Geen slecht bedankje
Het Sovjet verleden van Bulgarije is hier niet ver weg. Ik ben omringd door geschiedenis en historische gebouwen, want de markt ligt aan de voet van de prachtige Sint Nicolaaskerk die er, zo vroeg in de morgen, prachtig uitziet. De vijf gouden koepels van de kerk glimmen in de ochtendzon.
De ochtend wordt nog veel mooier, want even verderop vind ik het echte historische hoogtepunt van deze stad: de Alexander Nevsky kathedraal. De Bulgaren zetten dit orthodoxe gebouw begin vorige eeuw midden op een grote rotonde neer als dank aan de Russen, die Bulgarije tientallen jaren daarvoor bevrijdden van de Osmaanse bezetters. Geen slecht bedankje.